Van 1963 tot 1990 gaf Harry Peters (1942) technische en economische voorlichting aan boeren in West Maas en Waal. Het doel was hen te stimuleren hun bedrijf te professionaliseren. In deze tijd maakte hij de omslag mee van kleinschalige naar grootschalige bedrijven.

Harry Peters © Collectie Harry Peters, alle rechten voorbehouden
©Maria van Wamel-van Leeuwen, 2024  CC-BY-SA
bron: www.mijngelderland.nl

Rijks Landbouwvoorlichtingsdienst

“Minister van Landbouw Sicco Mansholt wilde geen honger meer in Nederland. De Rijks Landbouwvoorlichtingdienst is ontstaan om de boeren technisch en economisch bij te staan met adviezen. Over dierenrassenkeuze, bodembemesting, veevoeding, onkruid- en plantenziektenbestrijding, stalbouw, etc. De boeren hoefden daarvoor niet te betalen, wij waren rijksambtenaar. Ik werkte bij het consulentschap in Tiel, waar de Bommelerwaard, het Land van Maas en Waal, het Rijk van Nijmegen, de Tielerwaard en de Betuwe onder vielen. Het was een hele hechte club collega’s.

Mijn rayon was Maas en Waal. Ik verhuisde van Overasselt naar Maasbommel, want het was verplicht in je rayon te wonen.“

Het leiden en begeleiden van boeren

“Het contact was altijd op aanvraag van de boer zelf. Ik had contact met zo’n 300 boeren, jong en oud, modern en antiek. Dat was zo’n 90% van het totaal aantal boeren in de streek. Van een keer per maand tot een keer per jaar. De vrouw zat er vaak bij, zeker bij indringende adviezen als het om inkomen ging. En ze zorgde voor de koffie.

Ik bezocht de boeren maar werd ook vaak gebeld met vragen, vooral ‘s morgens. Maar ook op zondag. Want na de zondagse mis spraken de boeren elkaar en dan werd ik prompt ergens over gebeld. 

Eerst gaf je voorlichting op alle terreinen zoals varkens, koeien, landbouw, etc. We hadden specialisten op kantoor die hun kennis haalden bij de Landbouwuniversiteit in Wageningen. Zij droegen dan de kennis over aan ons, de bedrijfsvoorlichters. Later gingen we meer specialiseren. Zo was er een rundveehouderijvoorlichter die adviseerde over koeien. Mijn interesse lag vooral op het gebied van de boerderijbouw.

In de winter, als de koeien binnen stonden, organiseerden we ’s avonds studieclubs voor de boeren. Daar kwamen diverse thema’s aan bod en werden ervaringen uitgewisseld. De boeren hadden vertrouwen in ons. Je hoorde er gewoon bij. Het hielp wel als je ‘plat’ kon praten.”

En toen gingen de koeien loslopen

“Eerst stonden de koeien in aanbindstallen, in de jaren 70, 80 kwamen de ligboxenstallen en de doorloopmelkstallen. En door mechanisatie kon schaalvergroting ontstaan. Ik zeg altijd: toen de koeien los gingen lopen, ging het hard. Dat was de grootste klap! Mijn werk verschoof langzaam van inhoudelijk technische naar economische adviezen. Ook doordat de jonge boeren inmiddels meer geschoold waren. En de toeleverende industrie had ook eigen voorlichters op de weg. 

Ik maakte bijvoorbeeld voorstellen voor een nieuwe stal, inclusief kostenberekeningen en financieringsvoorstellen, waarmee de boer naar de bank ging voor een hypotheek. Dat was een hele verantwoordelijkheid en het gaf voldoening als het slaagde. 

Maar soms zag ik het niet zitten. Of men een investering wel moest doen. Want sommige boeren waren niet vaardig genoeg om uit te breiden. Mijn adviezen bracht ik altijd voorzichtig over, maar wel duidelijk. Zachtjes aan op de waarheid, daar heb ik me altijd goed bij gevoeld. Dan kreeg je wel eens meningsverschillen, ook wel met de bank. Maar mijn standpunt was altijd: ik geef alleen advies. De boer beslist zelf!”

Steeds meer regelingen

“Er kwamen steeds meer regelingen op de boeren af. De mest- en melkquotering bijvoorbeeld. Daar moesten wij mee de boer op. Nou, dat deed wel eens zeer. Voor alles wat de boeren meer produceerden, moesten ze flink betalen. En dat moest ik dan gaan vertellen! Daar heeft het ministerie ons voor gebruikt. Want het was minder, minder, minder voor de boeren.”

Niet meer gratis

“Elke vier jaar was er een reorganisatie en werden de rayons groter. Na 1990 moesten de boeren gaan betalen voor onze adviezen. Toen ben ik gestopt als bedrijfsvoorlichter. Want dat wilde ik niet, ik zou een hele andere relatie krijgen met de boeren. Ik ben toen beleidsambtenaar geworden.”

Hoe kijk ik terug   

“Als ik zie hoe dat het was toen ik begon en toen ik eruit ben gestapt, dan heb ik toch een hele ontwikkeling meegemaakt. Ik denk dat mijn collega’s en ik daar veel in hebben kunnen betekenen. En dat Maas en Waal daardoor is, wat het nu is. Het telt echt mee! 

Het leukst vond ik de boerderijbouw. Ik heb wat begrotingen gemaakt en schetsjes van ligboxenstallen! Een mooie herinnering is het begeleiden van het verplaatsen van een bedrijf vanuit het dorp naar de polder. Vanaf de eerste gedachte totdat alles gerealiseerd was. Het hele proces, duurde een paar jaar. Het was dankbaar werk, het heeft me veel voldoening gegeven!”

Op zondag na de hoogmis werd ik vaak gebeld