Aan de Waalbandijk 7 te Boven-Leeuwen staan de
overblijfselen van het adellijk Huijs te Leeuwen. Het bestaat uit
het zeventiende-eeuwse poortgebouw op het omgrachte burchtterrein
dat als voorhuis van een boerderij dienstdoet en een gedeelte van
een voormalig koetshuis op het voorterrein.
In de leenaktenboeken van het kwartier van Nijmegen wordt vanaf
1417 de belening vermeld van
'Thuys to Lewen, met den tween voorgeborchten, met graven ende
bongerden, ende met sestich
hollantsche mergen landts daerto gehorende…'
Sweder van Boetzelaer
De machtigste en de bekendste bewoner van het Huijs is Sweder van Boetzelaer. In 1642 is hij al ambtsman en dat is hij in 1674 nog. Hij heeft een hekel aan katholieken want zij maken in zijn ogen té uitbundig gebruik van de vrijheid van godsdienst. Hij zal ze leren die 'Roomsen' (Papen). Tien geestelijken sluit hij op in de kelders van zijn Huijs. Pas als de torenhoge boetes zijn betaald, laat de ambtman de priesters weer vrij. Sindsdien spreken we van de 'papenkelder' in het Huijs en menen mensen dat het er spookt.
Samensteller tekst: Toon Banken
Bronnen van de tekst:
- A.G. Schulte, Het Land van Maas en Waal, Monumenten van geschiedenis en kunst, Den Haag/Zeist, 1986.
- Cor van den Heuvel, Boven-Leeuwen, De geschiedenis van Hlaiwa tot Boveneind, Tweestromenlandreeks nr.37, 2013