Maasbommel kent nog verhalen uit de tijd dat het als Hanzestad belangrijk was. Een van die verhalen gaat over Diric met ‘den vallenden wee’, die aan epileptie leed en hiervan door Onze Lieve Vrouwe van den Bosch hiervan genezen wordt. Een ander verhaal gaat over de wonderbaarlijke redding van een Kogge, waarbij de Heer van Maasbommel, Rutger van Bommel, betrokken is.

De slotgracht om kasteel ’t Hof is voor een groot deel bewaard gebleven. Daaraan is te zien waar het kasteel vroeger stond. © Stichting Historisch Maasbommel
©Wim Kattenberg, historicus Erfgoedstudiehuis  CC-BY
bron: www.mijngelderland.nl
Replica van een kogge, de Kamper Kogge © Stichting De Kamper Kogge
afb13.13_A.RademakerHofkeBommel.jpg
Middeleeuwer © CC0
Middeleeuwers © CC0

Diric met ‘den vallenden wee’ gaat tevergeefs op bedevaart

Een heel belangrijke koopmansfamilie in Maasbommel, waarvan een aantal leden ook als schepen (tegenwoordig wethouder) deelneemt aan het stadsbestuur, is de familie De Blare. Deze naam is ooit als bijnaam gegeven aan één de familielid dat een blaar of witte plek in de haardos had. Tot die familie behoort Diric. Hij is epilepticus. We pakken zijn geschiedenis op 1383. Omdat tegen zijn ziekte nog geen therapie bestaat gaat hij op bedevaart naar Kornelimünster bij Aken. Daar roepen zieken de heilige Cornelius aan tegen de vallende ziekte. Ook Diric gaat er per schip over de Maas heen. Dat neemt weken in beslag. Helaas zonder resultaat.

Op aanraden van de heer van Maasbommel Rutger van Bommel gaat Diric na lang aarzelen naar de St. Jan in Den Bosch. Daar wordt Maria aanbeden, ook voor vallende ziekte. Rutger is daar als een meisje met die ziekte wordt genezen. Diric laat zich overtuigen omdat hij na zijn bezoek aan Kornelimünster toch enigszins is opgeknapt. Hij wil de Onze Lieve Vrouwe van Den Bosch daarvoor een offer brengen. In Den Bosch is een omvangrijke Mariaverering ontstaan. Maria geneest ziekten. In het ‘Mirakelboek’ worden 38 gevallen van epilepsie vermeld. Haar beeld in de St. Jan wordt nog steeds aanbeden. 

Diric laat zich nogmaals overtuigen. De reis neemt over de Maas heen en weer een dag of vier in beslag. Diric, vrijgezel of weduwman, wordt vergezeld door zijn bejaarde tante Aleit. Als beloning voor zijn genezing laat hij zich wegen en offert hij aan Maria zijn gewicht in wijn en boekweit.

De wonderbaarlijke redding van een Kogge

Dit is het verhaal van een kogge of hulleke die waarschijnlijk circa 1500 bijna vergaat op de Maas bij Alphen. Het schip en de 32 bemanningsleden redden het net. De thuishaven van het schip is Koningsbergen, een haven in het hoge noorden van het Heilige Roomse Rijk, aan de Oostzee. Koningsbergen is lid van de Hanze en heeft contact met Maasbommel. Dat het contact er is, blijkt als de bemanning van het schip uit dankbaarheid voor hun redding een offer wil brengen aan de Onze Lieve Vrouwe in Den Bosch.

Het is opmerkelijk dat de reder uit Koningsbergen, een zekere Lessijn, en de scheepskapitein Van Herwarden als getuige daarvoor de heer van Maasbommel, ook weer een Rutger van Bommel, vragen. Ze moeten hem goed gekend hebben. Het zal zo zijn geweest dat de beide heren voor de tocht naar Den Bosch op het Hof ten Bommel hebben gelogeerd.

In het Mirakelboek van de Onze Lieve Vrouwe van Den Bosch staat duidelijk vermeld dat het gaat om een ‘cogghe’ of ‘hulleke’ van Connincsberghe. Het schip is onderweg naar Tiel, waarschijnlijk te zwaar beladen met hout, bijna vergaan.

Bij de dankzegging, die het nodige gekost zal hebben, treden naast Rutger van Bommel als getuigen twee Bosschenaren op: Jan die Rike en Rover van Lit. Dit zijn routinegetuigen. Dit verhaal toont duidelijk aan hoe in de Hanze de onderlinge verhoudingen zijn.

 

Bronnen en verder lezen:

 

Verhalen over Maasbommel