Voordat er dijken waren, waren overstromingen niet zo’n probleem voor de bewoners van de Waaloevers. Door op hoge plekken te wonen kon men zich tegen de overstromingen wapenen. De ironie wil dat de overstromingen pas na de bedijking gevaar gingen opleveren. De hoogwaterpeilen werden vanaf toen veel hoger.

Kaart met dijkbreuken en overstroomde gebieden in 1809 © Gelders Archief
©Overland, in opdracht van De Bastei, Nijmegen  CC-BY-NC
bron: www.mijngelderland.nl
IJsberg opgestuwd tegen de Waaldijk bij Ochten © Roeland van Eynden, 1789. Rijksmuseum - PD

Deze tekst maakt onderdeel uit van de special Verbeelding van de Waal, De Waal als natuurlijke en beteugelde rivier, thema Waterwolf de Waal.

Vooral vanaf omstreeks 1600 werden de overstromingen daardoor ernstiger en kwamen ze ook vaker voor. Dit thema gaat over overstromingen door hoogwater en ijsgang. Waterwolf de Waal kon ook toeslaan door het verschuiven van rivieren.

Wisselende watermassa’s

De hoeveelheid water die de Rijn bij Lobith ons land binnenbrengt wisselt al naar gelang de hoeveelheid regen in de landen stroomopwaarts. Bij laagwater brengt de Rijn elke seconde zeshonderdduizend liter water ons land binnen. Maar als het in Duitsland, Frankrijk of Zwitserland flink regent, neemt die hoeveelheid snel toe. In 1995 was dat wel ruim twaalf miljoen liter per seconde, twintig keer zoveel als bij laag water. Dat overstromingsrampen doorgaans uitblijven hebben we te danken aan de uiterwaarden, stroken langs de rivier waar het rivierwater bij hoogwater binnen kan stromen. De rivier heeft dan ineens veel meer ruimte om het extra water te bergen, waardoor de waterstand minder stijgt. Toch kan het rivierwater bij zeer hoge waterafvoeren bij Lobith meer dan 10 meter hoger staan dan bij laagwater.

Overstromingen langs de Waal

Dergelijke hoogteverschillen hebben in het verleden tot vele overstromingsrampen geleid, en juist de Waal had het zwaar te verduren. De Waal was aanvankelijk een kleine zijtak van de Rijn, maar in de loop van de Middeleeuwen kreeg deze tak steeds meer water te verstouwen. De Rijn verzandde, zodat de Waal soms vrijwel al het water moest afvoeren. Daardoor waren juist aan de Waal de overstromingen zeer talrijk. Zelden gingen tien jaren voorbij zonder een grote overstroming. Echte rampjaren waren 1784, 1799, 1809 en 1820, toen grote delen van het rivierengebied onder water kwamen te staan.

IJsgang

Vooral strenge vorst leidde tot angst bij de mensen langs de Waal. De Waal vroor dicht ofwel ‘De Woal zit’. Zolang het bleef vriezen was er niets aan de hand. De rivier stroomde onder het ijs gewoon door. Schilders lieten zich inspireren door de grote witte vlakte, en in de twintigste eeuw waren beelden van de dichtgevroren Waal te zien in de landelijke bioscopen. L. Wilod-Versprile maakte in 1939 een film van ijsgang op de Waal bij Nijmegen.

De Woal gaat los

Het werd pas ernstig als het ging dooien. De rivier zwol aan door smelt- en regenwater. Het smeltende ijs brak en raakte op drift; ‘De Woal gaat los’. De dicht opeengepakte, drijvende ijsschotsen liepen gemakkelijk vast op kribben of ondiepten in de rivier. Die kwamen tot in de negentiende eeuw nog veel voor in het rivierbed van de Waal. Daar ontstonden dan ijsdammen die de rivier blokkeerden en het water hoog tegen de rivierdijken lieten opstuwen.

Bronnen

  • Niets is Bestendig, de geschiedenis van de rivieroverstromingen in Nederland, 1996, G.P. van de Ven en A.M.A.J. Driessen.
  • Korte Beschrijving van den Watersnood in Maas en Waal in Maart 1855 en eene uitslaande plaat voorstellende de dijkbreuk te Dreumel.
  • Historische atlas van het Rivierenland, Nederbetuwe en Gelderse Waarden, 2014, M. de Bruijn en S. van Doornmalen.

Vervolg: Alarm bij overstromingen