Wanneer kasteel Batenburg precies gebouwd is, is niet zeker. Een steen die voorheen boven de poort was ingemetseld vermeldde dat Batenburg in het jaar 327 na Chr. op de resten van een Romeinse tempel zou zijn geconstrueerd. Door de eeuwen heen is het kasteel steeds aan de eisen van de tijd aangepast, totdat een brand het in 1794 grotendeels verwoestte. De resterende torens en muren zijn nog steeds te bezoeken.

Kasteel Batenburg in 1732
Het uitzicht vanaf de ruïne
De toren van Batenburg met 'speklagen'

Een kasteel met vele heren

De geschiedenis van Batenburg gaat in ieder geval terug tot het midden van de twaalfde eeuw, toen het in handen was van het geslacht Van Batenburg. Door het huwelijk van Johanna Batenburg en Willem I van Bronckhorst-Batenburg kwam het slot in handen van het geslacht Bronkhorst, dat in een langdurig conflict met de Heeckerens verwikkeld was. Vooral in deze periode heeft het kasteel veel te lijden gehad van oorlogshandelingen. Batenburg werd namelijk verschillende malen belegerd en liep daarbij soms zware verwoestingen op. Vanaf het begin van de achttiende eeuw kwam het in het bezit van de graven, later vorsten, van Bentheim-Steinfurt. De Nederlandse Staat onteigende de familie echter na de Tweede Wereldoorlog. De kasteelruïne en de directe omgeving, met tijnshuisje, landarbeidershuisje en de noordelijker gelegen eendenkooi, werden in 1953 voor een symbolisch bedrag weer van de Staat verkregen.

Bouw en wederopbouw

Aanvankelijk bestond Batenburg uit een vierkante toren op een motte (een kunstmatige heuvel). Omdat dijkdoorbraken door de eeuwen heen regelmatig voorkwamen, staat kasteel Batenburg op een hoge plek. Het was er droog en men kon vijanden, die meestal over de rivier kwamen, goed in de gaten houden. Na de verwoesting van de verdedigingsmuur van het kasteel in 1500, is het muurwerk van het slot herbouwd en voorzien van banden van lichte mergelsteen die ook wel 'speklagen' worden genoemd. Ook het interieur van de burcht is steeds aan de eisen van de tijd aangepast. Zo verrezen er rond 1600 woonvertrekken op het zuidelijk gedeelte van het binnenterrein, later gevolgd door een grote, op comfort gerichte, woonvleugel aan de westzijde. Volgens een achttiende-eeuwse omschrijving waren binnen de muren 'een ruime plaats, pragtige en luchtige vertrekken en groote overwelfde kelders'. Deze pracht ging echter verloren door de brand die Franse troepen in 1794 stichtten. De resterende muren en torens zijn gedurende de negentiende eeuw steeds verder in verval geraakt, niet in het minst omdat de omwonenden de ruïne als steengroeve gebruikten. Van 1988 tot 1992 kon uiteindelijk consoliderend herstel worden uitgevoerd, dat nodig was voor de blijvende instandhouding van de ruïne. Daarbij is ernaar gestreefd het romantische beeld van de ruïne, met de karakteristieke begroeiing, intact te laten.