Op de feestdag van Maria Boodschap (26 maart) in 1546 ontstaat er in Leur een handgemeen tussen kapelaan Overbeke en Willemken, de vrouw van koster Johan de Leeuw. Het gaat om de Mariaverering.

Kerk te Leur © Tekening is van Hugo van Capelleveen, via Wim Kattenberg.
©Wim Kattenberg, historicus Erfgoedstudiehuis  CC-BY-NC
bron: www.mijngelderland.nl
Middeleeuws Mariabeeld © PD

Mariabeeld

Willemken heeft in Den Bosch een oud Mariabeeld op de kop getikt 'dat daer verworpen was om der oersaken wyl dat in dy stat niet schoen genoech en was'. Ze plaatst het in de kerk van Leur op het altaar. Van meet af aan is er discussie over waar dat beeld in de kerk moet staan. Een aantal gemeenteleden windt zich op, gesteund door de kapelaan, als zij het op het altaar zet.

Crucifix

Op het altaar ontneemt het beeld namelijk het zicht op de crucifix en daarmee op Christus. In verhoren zal de kapelaan blijven herhalen dat 'nyghen en knylen sall men als men de Name Jesu Christu ons Salichmakers hoirt noemen'. Het is daarbij ook niet juist het hoofd te buigen en te knielen voor Maria. Herhaalde malen zet de kapelaan het beeld daarom op een andere plaats. Dit loopt op den duur uit de hand.

Mariadag

Op Mariadag wil Willemken, de 'koestermaeghet' het beeld aan het begin van de dienst weer op het altaar zetten. Omdat de kapelaan dat wil voorkomen, ontstaat er een handgemeen. Het beeld valt daarbij op de grond, maar vooral erg is dat de kostersvrouw zich verwondt aan de kroonluchter. Dit heeft grote gevolgen. Hoewel een aantal gelovigen achter de kapelaan blijft staan, brieven de kerkmeesters Johan van Galen en Gerrit Janssen alles door aan de ketterjager Peter Huest in Nijmegen.

Ketterij?

De kerkmeesters vinden namelijk dat er meer aan de hand is dan het plaatsen van het Mariabeeld. Ze beschuldigen de kapelaan van ketterij. Hij zou tegen de Mariaverering zijn en het beeld opzettelijk op de grond hebben gesmeten. Van Huest weet wat hem te doen staat en stapt naar het Hof in Arnhem. Maar intussen komt de heer Herman van Bronckhorst-Batenburg tussen beide. Hij duldt geen juridische inmenging op zijn grondgebied. Leur valt namelijk onder de heerlijkheid Batenburg. Hij neemt de kapelaan gevangen en sluit hem op in een van de kerkers in zijn kasteel. Vervolgens stuurt hij twee gerechtsdienaren naar Leur om getuigen te horen. De meesten daarvan beweren dat de kapelaan niets ten kwade van Maria heeft gezegd. En zeker niet dat hij gezegd heeft dat Willemken het foeilelijke Mariabeeld mee naar huis moest nemen om daar appelmoes op te koken: 'dat sy dat bylt to huys solde dragen ende hur moespot myt toe syeden'.

Vrijgelaten

Het Hof in Arnhem wil twaalf mensen uit Leur, die Huest zelf zou uitzoeken, naar Arnhem laten komen om te getuigen. Het gaat niet door. De Heer van Batenburg laat de kapelaan gaan. Deze wijkt uit naar het Vrije Land van Ravenstein, waar hij nog lang kapelaan is gebleven.

Bron:

  • H. van Heiningen, Batenburg. Eeuwenlang twistappel (Wijchen 1987).

Dit is een achtergrondverhaal uit het Verhaal tussen Maas en Waal, de canon van de regio.