De middeleeuwse parochiekerk was eerst gewijd aan de apostelen Petrus en Paulus, later aan Sint Antonius. Volgens de overlevering zou de kerk in tufsteen zijn opgetrokken. Op een tekening van Cornelis Pronk uit 1745 naar een eigenhandige schets van hemzelf uit 1732 is de toren en het oorspronkelijk lage romaanse schip nog te zien. Toren en schip werden in de vijftiende eeuw in gotische stijl opgehoogd.
Nieuwe kerk
Gedurende de Republiek kwam de katholieke kerk in handen van de protestanten. De mensen die, ook in Winssen, overwegend rooms-katholiek bleven, gingen ter kerke in de kelders van kasteel Doddendael. De oude dorpskerk werd rond het midden van de 19de eeuw veel te klein voor de parochie en verkeerde bovendien in een slechte staat. Daardoor werden schip en koorpartij gesloopt. De toren bleef gespaard. De kerk werd vervangen door een neo-romano-gotische driebeukige kruiskerk. Deze kerk werd in 1941 op de toren na afgebroken. In 1938 was men al begonnen aan de bouw van een nieuwe grotere kerk. Vele oude inventarisstukken kregen daar hun plaats terug.
Bouwgeschiedenis
De toren is opgetrokken in rode baksteen. Ze bestaat uit vier geledingen, waarvan de ondersten met tufstenen banden zijn versierd. De vierde geleding is de klokkenverdieping. De klok die in 1942 door de Duitsers werd weggehaald, kwam in 1945 terug. Tegen de zuidzijde van de torenvoet staat een in verband gemetselde traptoren. Aan de oostmuur zijn aan de dakmoeten de sporen te zien van de middeleeuwse en de neo-romaaanse kerk. De torenspits werd in 1863 vernieuwd tot de karakteristieke achtkantige ingesnoerde naaldspits.