Al in de achttiende eeuw wordt er tabak geteeld in het Land van Maas en Waal. De zavelige gronden op de oeverwallen en rivierduinen zijn daar geschikt voor. Alleen het klimaat is een probleem. Om te beginnen hebben de tabaksplanten zo'n 120 dagen en nachten zonder vorst nodig. Daarom worden de zaadjes half maart onder glas gezaaid en uitgepoot als er rond half mei geen kans meer is op vorst.

Tabaksmagazijn Druten.
©Cor van den Heuvel 
bron: www.mijngelderland.nl

De tere plantjes mogen niet vochtig staan, daarom poten de planters ze op walletjes. De wind houden ze tegen door bijvoorbeeld bonenheggen om de tabaksakkers te zetten. Die bescherming levert ook nog eens volle emmers bonen. De tabak vergt veel werk en dus vele handen.

Oogst

Als de plant in september volgroeid en rijp is, moet er elke dag worden geplukt. De bladeren worden naar de tabaksschuur of het tabaksmagazijn gebracht. De bladeren worden aan spijlen te drogen gehangen. De schuren zijn vaak gepotdekseld met planken op een ondermuur. Er zitten overal luiken, zodat het goed kan doorwaaien. Daarna kan de tabak fermenteren, voordat ze wordt verwerkt tot pruim-, snuif- of pijptabak of tot omblad voor sigaren. Eigenlijk is het een wonder dat ondanks de vele bedreigingen door beestjes, regen, droogte, storm, hagel of ongedierte, de oogst vaak een succes was. Het bracht de planters, veelal kleine boeren, zoveel inkomsten dat ze hun echtgenote een tabaksketting konden schenken. Was het jaar goed, dan kwamen er schakels bij, was de oogst mislukt dan werden er schakels verkocht.

Tabaksteelt verdwijnt

Het tabaksmagazijn aan de Hooistraat in Druten had wel veel luiken, maar was een grote stenen voorraadschuur uit 1873. Gebouwd door Amsterdamse handelaren. Later is het gebouw overgenomen door de Arnhemse firma Frohwein. Als na 1900 de sigaret stilaan het populairste genotmiddel wordt, verdwijnt de inlandse tabaksteelt. En in de jaren '30 wordt er in dorpen als Boven-Leeuwen, Afferden, Puiflijk en Druten geen tabak meer geteeld. Het tabaksmagazijn in Druten wordt een tuinmeubelfabriek.

Centrum voor tabak in Nederland

Een laatste bloei kent de inlandse tabak tijdens de Tweede Wereldoorlog (1939-1945). Er komt geen tabak meer van overzee en de mensen willen toch roken, snuiven en pruimen. Ieder die een stukje land heeft, mag 55 tabaksplantjes poten. Te halen bij de firma Albers aan de Heuvel in Druten. Daarnaast ontwaken ook weer de vergunninghouders, de professionele planters. Er valt weer geld te verdienen. In de oorlog is de tabak een gouden betaalmiddel, zwart welteverstaan, voor van alles en nog wat. De firma Albers aan de Hogestraat (nu ingang van de Markt) is in die jaren hét centrum voor de tabak in Nederland. Elke amateur stuurde er zijn tabak naar toe en naargelang je wenste, kreeg je je tabak terug als pruimtabak, pijp-, sigaretten- of sigarentabak.