In de periode 1300-1600 maken de Cisterciënzer monniken uit Camp en de Cisterciënzerinnen uit Graefenthal, het land tussen Maas en Waal toegankelijk. Camp en Graefenthal liggen in het Duitse grensgebied. Geestelijk en cultureel verbinden deze kloosters dit gebied in feite met geheel Europa. Een netwerk van abdijhoeven, de zogenaamde uithoven, en een verbetering van weg- en waterwegen zorgen voor economische vooruitgang.

Maria en Jezus met Bernardus van Clairvaux, naar de meester van Magdalene © CC0
©Wim Kattenberg, Historicus Erfgoedstudiehuis  CC-BY-SA
bron: www.mijngelderland.nl
Cisterciënzer monniken werken in de moestuin © Gonomad
Cisterciënzers aan de afwas © Salem.de
De abdij in Camp © Peter Deurloo cc-by-sa
De Monnikhof in Overasselt © Wim Kattenberg CC-BY
De Abdij in Graefenthal © CC0
Kloosterbroeders (links) en lekenbroeders © CC0

Cisterciënzers en Cisterciënzerinnen

De Cisterciënzerorde vindt haar oorsprong in 1098. Robert van Molesmes sticht dan een nieuw klooster in Citeaux. Aan Citeaux (in het latijn Cistercium) is de naam van de orde ontleend. De monniken willen de regels van Benedictus van Nursia, grondlegger van de kloosterorden, strenger naleven. Het wordt een groot succes en er komen vele dochterabdijen. Bernardus van Fontaines sticht in 1115 een belangrijke abdij in Clairvaux. De stichter ontleent zelfs zijn naam aan die abdij: Bernard van Clairvaux. Bij zijn dood bestaat de orde uit 300 abdijen die grotendeels zelfstandig zijn, hoewel er jaarlijks gezamenlijk overleg is. Er ontstaan ook vrouwenabdijen. De oudste wordt in 1192 in Herkenrode bij Hasselt in België gesticht.

Invloedrijke abdijen

De abdijen die grote invloed hebben op het Land tussen Maas en Waal zijn de abdijen Camp en Graefenthal. De aartsbisschop van Keulen neemt in 1123 het initiatief tot de stichting van abdij Camp. De monniken komen oorspronkelijk uit Morimond in Noord-Frankrijk. De abdij Camp houdt op te bestaan in 1802 wanneer in Duitsland de Rooms-Katholieke kerk onder druk komt te staan. Veel kloostergebouwen in Camp worden afgebroken en de kerk functioneert verder als parochiekerk.

Graaf Otto II van Gelre sticht in 1248 het klooster Graefenthal. Tot 1376 is dit het huisklooster van de graven, die zich na 1312 hertogen mogen noemen. Dertien van hen vinden er hun laatste rustplaats. In 1802 treft Graefenthal hetzelfde lot als Camp. Met dit verschil dat veel gebouwen behouden blijven. Het kloostercomplex is nu naast hotel een belangrijk cultuur-historisch centrum. Van de Cisterciënzer abdijen zijn in ons land alleen die van de Trappisten over, onder andere in Berkel-Oirschot. De Trappisten zijn een meer naar binnen gekeerde vertakking van de Cisterciënzers. Ze stichten hun eerste abdij in 1664 in La Trappe in Normandië.

Geestelijke en culturele invloed

De verdergaande verstedelijking van Europa na 1100 heeft invloed op het persoonlijker worden van het geloof. De Cisterciënzers gaan daar in theologisch opzicht in mee. Het is met name Bernard van Clairvaux die de mensen daarbij wil helpen door de Mariaverering te stimuleren. In Bergharen stichten de monniken een gebedsplaats voor Maria.

Hoewel in Duitsland onder invloed van de keizers al een heel eigen variant van de romaanse en gotische architectuur bestaat, hebben de Cisterciënzers daarop grote invloed. Het leidt tot nog meer eenvoud. In tegenstelling tot grote ramen en luchtbogen in de Franse gotiek dragen in Duitsland de muren het kerkgebouw. Op deze hoog opgetrokken muren kan over de zijbeuken en het schip één dak worden gelegd.

Economische organisatie

Het grote succes van de Cisterciënzers is voor een belangrijk deel te verklaren uit hun economische organisatie. In tegenstelling tot het heersende hofstelsel met horige boeren nemen de monniken boerenzoons als lekenbroeders op in de abdijen. Deze doen het werk en omdat ze geen echte monniken zijn, hebben ze beperkte religieuze verplichtingen. Dit gaat een hele tijd goed, totdat zich steeds minder lekenbroeders aanbieden. Dan moeten de abdijen steeds meer overgaan tot het verpachten van de boerderijen en de grond. Het is een gevolg van de steeds verdergaande verstedelijking. In het Land tussen Maas en Waal ontwikkelen de beide abdijen een netwerk aan uithoven. De namen van Munniken- of Monnikhof van boerderijen in Altforst, Overasselt en Bergharen herinneren daaraan.

Dit verhaal is onderdeel van het Verhaal tussen Maas en Waal. Het volgende venster is hier te vinden.

Bronnen en verder lezen:

  • M. Dicks, Die Abtei am Niederrhein. Geschichte der ersten Cistercienserkloster in Deutschland 1123-1803 (2002).
  • L. van den Heuvel, Onze Lieve Vrouwe ter Nood Gods te Bergharen (1938).
  • P. Holt, Schiere monniken en grijze vrouwen. Cisterciënzers in Nederland 1165-1797 (2015).
  • J. van Os, 1000 jaar Deest (Tweestromenlandreeks 1997).
  • R. Scholtens, R. Das Cistercienserinnen-Kloster Graefenthal oder Vallis Comitis zu Asperen im Kreis Kleve (Kleve 1899, Nadruk, Geldern 1984).
  • A.G. Schulte, Het Land van Maas en Waal. De Monumenten van Geschiedenis en Kunst  (1986).
  • B. Thissen, Erwerbspolitik und Guterbesitz des Kloster Graefenthal im Mittel- alter, in Graefenthal Ein Kloster des Zistercienserinnen am Niederrhein (2008).
  • Schierweb, Monniken terug op het eiland.
  • YouTube, Klooster Graefentahl.