Geslacht Batenburg wordt voor het eerst in de bronnen vermeld in 1076. In de veertiende eeuw trouwde de enige dochter van Dirk van Batenburg († 1311), Johanna, met heer Willem van Bronckhorst. Toen haar echtgenoot in 1328 stierf kreeg zij in 1349 Batenburg beleend van de Roomse koning Karel IV.

Kasteel Batenburg 1776 © Gelders Archief
©Lian van der Zon  CC-BY-SA
bron: www.mijngelderland.nl
Ruïne van Batenburg
Wapen van Bronckhorst en Batenburg

Stamvader van Bronckhorst Batenburg

Johanna verdeelde haar bezittingen onder haar zoons. Omdat zoon Diederik jong en ongehuwd stierf, kreeg de oudste zoon, Gijsbert, niet alleen Bronckhorst maar ook Batenburg. Hij werd in 1351 benoemd tot heer van Batenburg. De tweede zoon van Gijsbert, genaamd Diederik of Dirk, werd de stamvader van de heren Bronckhorst-Batenburg.

Bannerij

Het geslacht van Bronckhorst waren zogenaamde bannerheren. Oorspronkelijk had alleen de landvorst het recht een banier te voeren, maar bij de ontwikkeling van het leenstelsel schonk de keizer dit recht ook aan grote vazallen. Het is onduidelijk wanneer de rang van bannerheren in Gelre is ontstaan. In de eerste helft van de vijftiende eeuw wordt het woord bannerheer voor het eerst in een oorkonde genoemd, maar de titel bestond mogelijk al langer.

Arrogante vorstjes

In vroege tijden waren bannerheren net vorsten: zij voerden oorlog en sloten verbonden. Volgens historicus Herman Diederik Joan van Schevichaven (stadsarchivaris van Nijmegen in 1879) was dit de reden waarom de heren van Batenburg een arrogante houding aannamen ten opzichte van de stad Nijmegen. “Het is dan ook niet te verwonderen, dat het dezen duo-decimo vorstjes moeilijk viel zich aan te passen aan de steeds toenemende macht der steden” aldus Schevichaven.

Tussen banier en vaandel

De heren van Batenburg waren in het kwartier Nijmegen de enige bannerij. Wat is nu het verschil tussen een banier en een vaandel? Een banier is vierkant en is zowel aan de staf als aan een dwarsstang bevestigd. Vaandels, behorende tot mindere vazallen liepen spits toe en waren alleen aan de staf bevestigd.
Bron: Herman Diederik Joan van Schevichaven (1827-1918), ‘Geschillen tusschen de heeren van Batenburg en de stad Nymegen’, in: Bijdragen en mededeelingen vol. 16 (1913) 1-60.