Schaapswol bij Alverna Foto Christel Speijers bij de Overasseltse en Hatertse vennen © via Instagram @goliwatje

De mens heeft grote invloed op het landschap. De eerste landbouwers brandden kleine stukjes bos plat voor hun akkers. Ook door vraat van vee ontstonden open plekken. In de open, onbewerkte plekken ging heide groeien. Doordat er steeds meer mensen kwamen, werd het oppervlak aan heide langzamerhand groter. De grote heidevelden ontstonden aan het eind van de middeleeuwen. De afgelegen gebieden werden overdag begraasd door schapen die 's nachts in de stal bleven.

De lagen mest in de stal werden regelmatig bedekt met verse heiplaggen om te zorgen voor een redelijk stevige ondergrond. De stalmest werd ieder jaar naar de akkers gebracht. Dit is heet het potstalsysteem. Deze vorm van landbouw bleef tot het einde van de negentiende eeuw bestaan. In 1898 was nog ruim twintig procent van de oppervlakte van Nederland 'woeste grond' en die bestond hoofdzakelijk uit heiden.

Pad voor de schapen

Dagelijks werd het vee van de schaapskooi of stallen in het dorp naar de heidegronden gedreven. Hoe verder men van het dorp af kwam hoe meer de weg uitwaaierde. De huidige Munnekeveld is zo'n weg vlak bij het dorp. Er zijn echter nog veel meer plekken waar de schaapsdrift nu nog steeds een weg of pad is. Een andere naam voor een schaapsdrift is veedrift of heerdgang ('heerd' betekent dan kudde, vergelijk het Engelse 'herd').

Beschermde natuur

De uitvinding van de kunstmest verminderde de behoefte aan schapenmest en maakte het mogelijk de heiden tot landbouwgrond te ontginnen. Daarnaast werden veel heiden in bos omgezet. Speciaal met dit doel werd Staatsbosbeheer in 1899 opgericht. Vrij snel daarna ontstond de belangstelling voor de heide bij natuurbeschermers. Als gevolg hiervan zag Staatsbosbeheer af van de bebossing van waardevolle heiden en kocht Natuurmonumenten grote heiden aan. Bij Alverna liggen de Haterste en Overasseltse Vennen (ongeveer 520 hectare), een natuurgebied dat bestaat uit een aantal 'echte vennen' in een grotendeels aangeplant bos met resten eikenhakhout, percelen heide en kleine schilderachtige akkertjes en weilandjes waarop vee nog vredig graast. In de periode van 2010-2015 is ongeveer 35 hectare van het gebied (vooral rondom de vennen) weer omgevormd van bos naar heide.