De commerciële tabaksteelt is begin zeventiende eeuw in Europa opgekomen. Van de Utrechtse heuvelrug verspreidde het product zich via de Betuwe (1650) naar Maas en Waal (1700). In de negentiende eeuw werd de tabaksteelt een van de belangrijkste bronnen van inkomsten voor Maas en Waal.

Tabaksschuur Ewijk. Bron: RCE, foto: C.Th.Kokke

Rond 1850 werkte het merendeel van de arbeiders in Ewijk en Winssen in de tabaksindustrie en de veeteelt, vaak in combinatie. Toen stonden er op veel locaties tabaksschuren die zich kenmerken door de nokhoogte. Dat had alles te maken met de functie: het drogen van de geoogste tabak.

Schimmelziekte

De tabaksschuur aan de Ewijkse Brugstraat, is een van de laatst overgeblevene. Rond 1960 kwam er een eind aan de tabaksindustrie op het Nederlandse platteland. Dat werd veroorzaakt door de schimmelziekte 'Blue Mold'. Alle tabaksplanten werden er door geïnfecteerd. De tijd die nodig was (drie tot zes jaar) om nieuwe planten te kweken, via kruisingen die dan resistent zijn, was te lang om de Nederlandse tabaksteelt er nog bovenop te helpen.

Overblijfselen van de tabaksteelt