Van de zeventiende tot midden twintigste eeuw speelt de teelt van tabak een belangrijke rol in de land- en tuinbouw in het gebied tussen Maas en Waal. Het hoogtepunt van de tabaksteelt ligt in de tweede helft van de negentiende en begin twintigste eeuw.

Tabaksveld bij Puiflijk © Regionaal Archief Nijmegen CC0
©Jan Reijnen, Stichting Baet en Borgh & Peter Deurloo, historicus en journalist De Gelderlander  CC-BY-SA
bron: www.mijngelderland.nl
Beeld van een tabakssnijder in Puiflijk © Peter Deurloo CC-BY
Reclamebeeldje voor tabaksverkoop of tabakshandel, anoniem, 18-de eeuw © Nationaal Archief CC0
Tabaksschuur in Ewijk © CC0
Verkoop van tabak op straat, Fraget & Viret, 1850-1880 © Nationaal Archief CC0
Mannen verwerken tabaksbladeren in een zaal, vermoedelijk in een sigarenfabriek in Nederland, anoniem, 1900-1920 © Rijksmuseum CC0
Droogschuur voor tabak © Rijksmuseum CC0
Tabaksveld op Sumatra © CC0

De tabaksteelt in Nederland 

Het gebied tussen Maas en Waal en de Over-Betuwe nemen in de hoogtijdagen van de Nederlandse tabaksteelt ongeveer een kwart van de landelijke productie voor hun rekening. Tabak komt uit Amerika. Na de kolonisering van Amerika is er in Nederland vanaf ongeveer 1650 sprake van teelt. Het roken van tabak is eerst sociaal niet geaccepteerd. Kerkelijke en wereldlijke overheden keuren het roken sterk af. In Nederland is de teelt van tabak problematisch. Het is een (sub)tropisch gewas dat in ons klimaat extra zorg nodig heeft. De plant kan niet tegen vorst. Daarom halen de telers trucs uit. Ze zaaien de tabakszaadjes in het vroege voorjaar in kassen. Als de kans op vorst voorbij is, planten ze de jonge plantjes buiten op walletjes. Deze verhoogde bedden zorgen voor minder nattigheid en zijn eerder warm dan een platte akker. De boer bemest zijn tabaksvelden zwaar en krijgt zo een hoge opbrengst. Hij plant boonheggen voor de beschutting. 

Iedere dag plukken 

Vanaf september moet de tabaksteler iedere dag de bladeren plukken. Hij hangt ze te drogen in een droogschuur met luiken die worden opengezet. Hij verwerkt de oogst tot pruim- snuif- of pijptabak of sigaren. In Maas en Waal vindt de teelt alleen plaats op de oude, hogere gronden rond de dorpen. Bijna de helft van de vele kleine landbouwbedrijfjes teelt tabak. Tabak geeft veel kleine boeren en tuinders een kans om toch een bestaan te hebben op hun veel te kleine bedrijven. Later ontwikkelen deze zich tot intensieve landbouwen vollegrondgroentebedrijven. Waarschijnlijk speelt de ramp in de aardappelteelt eind jaren veertig van de negentiende eeuw een rol in de groei van de tabaksteelt nadien. De Betuwe, Bommelerwaard en Maas en Waal worden dan zwaar getroffen door de aardappelziekte.

In eigen huis 

Er zijn in Maas en Waal maar enkele kleinere speciale droogschuren. Dit komt door  de kleinschaligheid van de teelt. De meeste boeren drogen hun tabak in hun eigen achterhuis. Hier stallen ze in het najaar ook hun vee en slaan er hun hooi op. De tabak bewaren ze boven het woongedeelte op de zolder. Bossen van verschillende soorten tabak leggen ze op stapels in afwachting van de verkoop. Handelaren komen langs om de vele kleine partijen op te kopen. Ze geven de tabak vaak een voorbewerking. Ze fermenteren en verwijderen de bladnerven (‘striepen’). Ze sorteren de tabak, slaan hem op – zoals in het Drutense tabaksmagazijn - en verkopen hem door aan de tabakverwerkende industrie. 

Fabriek 

In Puiflijk, een centrum van tabaksteelt, is midden 19de eeuw de familie Kersten actief in de bewerking van tabak. De familie richt later in Brabant een grote sigarenfabriek op waar ze de merken Willem II en Agio produceert. Na 1920 loopt de tabaksteelt sterk terug in het land tussen Maas en Waal en verdwijnt bijna helemaal. Gedurende de Tweede Wereldoorlog keert de teelt in volle omvang terug omdat import niet mogelijk is. Tabak is dan betaalmiddel voor de zwarte handel. Na de oorlog gaat de tabaksteelt weer teloor: de prijzen zijn laag en de concurrentie uit het buitenland is groot. In Maas en Waal groeit er na 1959 geen kruimel tabak meer. Tabakstelers gaan klein fruit telen en groente op de vollegrond, daartoe aangespoord door land- en tuinbouwvoorlichters. 

Dit verhaal is onderdeel van het Verhaal tussen Maas en Waal. Het volgende venster is hier te vinden.

Bronnen en verder lezen:  

  • M. Bergman, 'The potato blight in the Netherlands and its social consequences (1845-1847)', in: International Review of Social History (1967). 
  • C.A. Bergsma, De aardappel-epidemie in Nederland in den jare 1845 (1845). 
  • P. Deurloo, Peter, Grote Werken, junior editie (2019).
  • H.K. Roessingh, Inlandse Tabak. Expansie en contractie van een handelsgewas in de 17e en 18e eeuw in Nederland (1976).  
  • H.J.A. SlitsDe teelt van tabak, Departement van landbouw en visscherij, directie van den landbouw (1942). 
  • Anoniem, Eenige opmerkingen ter zake der aardappelziekte (1845). 
  • Tabaksteeltmuseum
  • Hans van Spelde, Druten & Tabak.
  • Tabaksteelt in Druten